Geschiedenis

kleine kerkgeschiedenis

0-300

Algemeen

Leven van Jezus: na de eerste dertig jaar van verborgen leven bij zijn ouders, volgden 3 jaar van openbaar leven, het rondtrekken met zijn leerlingen, het oproepen tot bekering en het verkondigen van het goede nieuws, waarbij zijn woorden met wonderbare tekenen vergezeld gingen. Het werd de heersers te gevaarlijk en Hij werd ter dood veroordeeld aan het Kruis. Na drie dagen verrees Hij echter en is tot aan zijn Hemelvaart nog aan Zijn leerlingen verschenen.

Leven van de eerste christenen: “Zij onderhouden nauwgezet de geboden van God door heilig en rechtvaardig te leven, zoals de Heer God ze heeft opgedragen; ze zeggen dank ’s ochtends en ’s middags voor alle voedsel en drank en voor elk ander goed.” (Aristides, 2e eeuw, Apologia)

“Dat zijn, o keizer, hun wetten. Wat zij willen ontvangen van God, dat vragen zij, en zo gaan zij door deze wereld tot het einde der tijden, want God heeft alles aan hen onderworpen. Zij zijn Hem dus dankbaar, want voor hen is het hele universum en de schepping tot stand gekomen. Werkelijk, deze mensen hebben de waarheid gevonden.”(Aristides, 2e eeuw, Apologia)

“Ze helpen wie hen beledigen, zodat ze weer hun vrienden worden; ze doen goed aan hun vijanden. Ze aanbidden geen vreemde goden; ze zijn vriendelijk, goed, zedig, oprecht en ze beminnen elkaar; ze verachten de weduwe niet; ze redden de wees; wie heeft, geeft zonder er iets voor terug te verwachten, aan wie niets heeft. Als ze vreemdelingen zien nemen ze deze op in huis en zijn daar blij mee. Ze herkennen hun broeders in hen, want zo noemen ze hen die dat niet zijn naar het lichaam maar naar de geest. Als er een arme sterft en ze horen daarvan, dan dragen ze bij naar kunnen aan zijn begrafenis; als ze horen van vervolgden of gevangenen omwille van de naam van Christus dan leggen ze hun aalmoezen bijeen en sturen dat wat dezen nodig hebben en, indien mogelijk, bevrijden ze hen. Als een slaaf of een behoeftige hulp nodig heeft, dan vasten ze twee of drie dagen, het eten dat ze bereid hadden sturen ze hen in de veronderstelling dat ook zij moeten genieten, want ook zij zijn geroepen tot de heerlijkheid.”(Aristides, 2e eeuw, Apologia)

Verspreiding door de apostelen: Na de Hemelvaart van Jezus trokken de leerlingen zich gezamenlijk biddend en wakend terug in een huis. Totdat hen de Heilige Geest werd uitgestort. Door de Geest wisten zij wat zij te doen hadden. Het Blijde Nieuws verkondigen tot aan de uiteinden der wereld. Tezamen met de andere volgelingen, die Jezus rondom zich had, reisden zij rond en verkondigden en doopten in de Naam van Jezus Christus. Uitgezonderd één stierven ze allen de marteldood:

  • Andreas aan het diagonaal kruis in Griekenland – zijn graf is in Patras.

  • Bartholomeus predikte in Armenië, Mesopotamië en Indië. Hij is levend gevild, zijn relieken hebben een plek gevonden in Rome.

  • Filippus sterft de kruisdood na zijn prediking in Griekenland en het Midden-Oosten,

  • Jakobus de Meerdere werd als een van de eersten door Herodes met het zwaard gedood. Zijn graf bevindt zich in Santiago de Compostela.

  • Jacobus de Mindere werd de eerste bisschop van Jeruzalem en vond de dood door steniging.

  • Johannes kreeg de taak voor Maria te zorgen, zij woonden in Efeze. Toch heeft hij ook gereisd. In Rome werd hij veroordeeld tot een heet bad olie. Dit overleefde hij echter en hij werd verbannen naar Padmos. Hij stierf op hoge leeftijd in het huidige Turkije en heeft ons een evangelie op schrift achtergelaten en enkele andere bijbelboeken.

  • Judas Taddeüs predikte met Simon in Syrië, Mesopotamië en Perzië. Hij werd gedood door een knuppel en vervolgens onthoofd. Op zijn graf werd de zwarte kerk in het huidige Iran gebouwd.

  • Matteüs schreef een Evangelie, trok naar Ethiopië, waar hij waarschijnlijk de dood vond door het zwaard. Zijn stoffelijk overschot bevindt zich in de Italiaanse plaats Salerno.

  • De apostel Mattias, die toegevoegd werd na de zelfmoord van Judas Iskariot, verkondigde waarschijnlijk in Judea, Ethiopië en Macedonië. Hij vond de dood in Jeruzalem door steniging.

  • Simon Petrus was het hoofd van de apostelen. De gemeenten van Rome, Antiochië en Jeruzalem werden door hem gesticht. Hij stierf in Rome aan een omgekeerd kruis, met zijn hoofd naar beneden. Op zijn graf staat nu de Sint Pieter.

  • Simon kwam in Egypte en Perzië, doopte vele mensen. Hij werd door afgodsdienaars gedood met een zaag.

  • Thomas kwam zo ver als Indië, waar hij ook stierf, doorboord door een speer. Zijn relieken rusten in Ortona, in Italië.

Naast de twaalf apostelen werd er ook door anderen verkondigd. De belangrijkste is misschien wel Paulus. Begonnen als vervolger van de Christenen, heeft hij na zijn bekering in Damascus 3 reizen door Klein Azië en Griekenland gemaakt. Na zijn gevangenneming beroepte hij zich op zijn Romeins burgersschap en werd naar Rome gestuurd. Onderweg leed hij schipbreuk en heeft hij op Malta gepredikt. In Rome heeft hij veel gepredikt en daar is hij de marteldood gestorven. Na folteringen werd hij onthoofd.

Vervolgingen in de eerste eeuwen:

Hoewel het christendom als gevolg van de verkondiging en de goede werken, die ook gepaard gingen met wonderen, sterk groeide in de eerste eeuwen, ging dat van tijd tot tijd gepaard met hevige vervolging. De Joodse vervolgingen vonden al direct plaats bij de allereerste christenen, die gevangen gezet werden en gestenigd. De Romeinse vervolgingen begonnen onder keizer Nero in 64, waarbij ook Petrus en Paulus de dood vonden en werden bij vlagen voortgezet tot aan keizer Constantijn in 313. De christenen kregen vaak de keuze te offeren voor de Romeinse goden of de marteldood.

De vroege Kerk na Petrus: De pausen na Petrus werkten in Rome. Tot aan het jaar 300 werden veel van hen uiteindelijk martelaar of werden zij verbannen. De vroege kerk stond dus steeds onder spanning. Onder de intellectuelen staan apologeten op: verdedigers van het geloof. De Kerk komt tot de Apostolische Geloofsbelijdenis, het geloof beschreven in 12 artikelen. Men stelt de canon op – de goedgekeurde boeken van de bijbel en komt tot de instelling van het bisschopsambt. De eerste heremieten, kluizenaars, vestigen zich ten zuiden van Alexandrië. Er wordt gepredikt tegen de opkomende gnostiek en de eerste dogmatische geschriften ontstaan.

Situatie in Nederland

De Romeinen hadden Europa bezet tot aan de Rijn. Daar was om de 6,5 km een Castellum gebouwd ter verdediging van het rijk. Ten noorden van de Rijn heersten in die tijd Germaanse stammen: Friezen en

In die tijd leefden er verschillende Germaanse stammen in Nederland. Aan de kusten waren dit de Friezen. Verder waren er Bataven en Cananefaten, die bondgenoten van de Romeinen waren. De Bataven hebben rond het jaar 50 wel een flinke strijd gevoerd met de Romeinen, maar werden verslagen en voegden zich naar hun overwinnaar.

In het Oosten verzamelden de stammen zich langzamerhand als de Saksen. Vanuit het Zuiden voegden stammen zich samen als de Franken.

De Germanen leefden in agrarische setting, op boerderijen in familieverband. Als religie hadden zij een meergodendom met als oppergod Wodan, een strijder, Freya, zijn vrouw en bijvoorbeeld Donar, de god van de donder. Een leven na de dood was bereikbaar voor wie dapper geleefd had. Aan de goden werden offers gebracht, waarbij een enkele keer ook een mens het offer was.

Onder de Romeinen verspreidde zich het christendom. De soldaten brachten het geloof mee naar Nederland. Maar het was nog een minderheidsgodsdienst.

300-600

Algemeen

Het Christendom wordt de Romeinse staatsgodsdienst: In 313 verklaarde Keizer Constantijn, dat er godsdienstvrijheid heerste in het Romeinse rijk. Zelf liet hij zich dopen. In 380 verklaart keizer Theodosius I met twee medekeizers te willen, dat al zijn volkeren zich bekeren tot het trinitaire christendom. Deze mededeling was vooral gericht tegen het Arianisme, een ketterse vorm van het christendom, dat stelde dat Jezus geen goddelijke natuur zou hebben en grote groepen volgelingen had. Daarna werden vanaf 392 strenge wetten uitgevaardigd tegen het heidendom. De cultus werd verboden en de tempels werden verwoest of tot kerken omgevormd.

Het Christendom wordt de grootste godsdienst in Zuid-Europa.

Het West-Romeinse Rijk stort ineen. In 410 wordt Rome ingenomen door Alarik I, een Visigoot, een volk aan de monding van de Donau, dat Italië diverse malen aanviel. In 476 volgt de definitieve ondergang van het West-Romeinse rijk. Het Oost-Romeinse rijk had nu als machtscentrum Constantinopel (tot aan 1453).

In Europa is dit een tijd van grote volksverhuizingen. Volkeren waren op drift en trokken al plunderend door Europa. Het gevolg was een verval van cultuur, een flinke bevolkingsvermindering, een grote chaos, waaruit geen enkel instituut overbleef behalve de Rooms-katholieke Kerk.

Ontwikkeling van de jonge Kerk:

De vierde eeuw is de eeuw van grote oecumenische concilies (van Nicea en van Constantinopel), waar belangrijke besluiten worden genomen over de leer. Uitgesproken wordt dat God één is in Wezen en drie in Personen. Hiermee belijdt de Kerk de drie-eenheid van God. Athanasius van Alexandrië, Basilius de Grote, Gregorius van Nazianze en Gregorius van Nyssa zijn grote theologen.

In de vijfde eeuw ontstaan grote centra voor theologie. In het Westen zijn dat Hippo, Rome en Carthago. In het Oosten Alexandrië en Antiochië. De Heilige Augustinus schrijft in zijn boek ‘De Stad Gods’ zijn grote visie op de Kerk en de Staat, die eeuwenlang de belangrijkste inspiratiebron is geweest. Op de twee belangrijke concilies (Efeze en Chalcedon) werd de leer rondom de verhouding tussen de goddelijke en menselijke natuur van Christus vastgelegd.

In de zesde eeuw spreekt de Kerk zich uit over de onbekwaamheid van de mens om zichzelf te verlossen en zijn afhankelijkheid van Gods genade. Er onstaan nu kloosters volgens de regel van Benedictus. Deze monnik leefde van 480 – 531. Hij stichtte een klooster op de Monte Cassino, dat een voorbeeld werd voor vele andere, vooral vanwege zijn regel. Vanuit deze kloosters zijn vele mannen en later ook vrouwen opgeleid en hebben een geestelijk leven kunnen leiden. Vanuit de kloosters ontstonden missies naar nieuwe gebieden, ook naar Noord Europa.

De Franken gaan over tot het geloof. De eerste Frankische koning, die alle Frankische familiehoofden onder één man bracht, Clovis I, die leefde van 466 tot 501. Hij liet zich dopen in 496. Aan het einde van zijn leven bestond het Frankische rijk uit het hele gebied van Frankrijk, België, Luxemburg, Nederland tot aan de Rijn en Zuid-West Duitsland.

Ook werd Ierland gemissioneerd door de H. Patrick, die leefde van 385 tot 461. Hij werd geboren in Engeland als zoon van Romeinen. Als 15-jarige werd hij gevangengenomen en als slaaf leefde hij enkele jaren in Ierland. Na zijn ontsnapping woonde hij circa 15 jaar in Gallië en werd er priester. Paus Celestinus I gaf hem de opdracht Ierland te kerstenen. Dit heeft hij gedaan. Hij predikte in heel Ierland en stichtte er talloze kerken en kloosters. Dit Keltische christendom was vooral gebouwd rondom kloosters. In de 5e en 6e eeuw kwamen veel Ieren en ook de bewoners van de westkust van Brittannië tot geloof.

Situatie in Nederland

Na de val van het West-Romeinse Rijk worden alle versterkingen door de Romeinen verlaten. Onze gebieden worden in het Zuiden ingenomen door de Franken. Vanuit het Oosten kwamen vluchtende volken, die werden aangevallen door de Hunnen, ons land binnen tot over de Rijn. De rest van het land werd geregeerd door de Friezen, die ook strijd moesten leveren tegen de Franken. Met de Franken kwam het Christendom binnen. Zij bouwden ook kerkjes.

De Friezen hielden zich in plaats van met veeteelt en landbouw steeds meer bezig met visserij en handel over zee. Dorestad, het huidige Wijk bij Duurstede, zou uitgroeien tot een handelscentrum in die tijd. In Utrecht was hun hoofdzetel. De Frieze stammen verzamelden zich ook steeds meer en kregen vanaf 600 een eerste koning: Audulf.

Heiligen uit onze streken in deze periode:

Heilige Servatius, bisschop van Maastricht, stierf waarschijnlijk in 384

Sinds 280 waren er bisschoppen in Tongeren, in het huidige België. Eén van hen was de Heilige Servatius, die de bisschopszetel naar Maastricht heeft gebracht. Over Servatius is niet veel bekend vanuit historische bronnen. Wel dat hij op verschillende synoden zijn stem verhief tegen het Arianisme, de ketterij, die Jezus’ Godheid ontkende. Er zijn wel legendes bekend: Zo zou hij uit Armenië komen, wellicht uit de familie van Jezus zelf. Daar zou hij door zijn vlijt in de studie gevraagd zijn door de bisschop van Jeruzalem om priester te worden. Na zijn priesterwijding kreeg hij eens een droom, dat hij naar Tongeren zou moeten gaan, om daar de vacante bisschopszetel in te nemen. Niet dat hij Tongeren wist te liggen, maar hij is er met goddelijke hulp in geslaagd daar te geraken. De reis ging via Noord-Afrika en Spanje. Toen hij de kerk binnenkwam waren juist allen samen om te bidden voor een nieuwe bisschop. De kromstaf op het altaar zweefde naar Servatius toe, en hij werd als nieuwe bisschop aanvaard. Hoewel hij alleen Hebreeuws sprak, konden de mensen hem verstaan wanneer hij hen over God sprak.

Servaas is 56 jaar bisschop in Tongeren geweest, en 3 jaar in Maastricht, als eerste bisschop van Maastricht. Aanleiding tot het verplaatsen van de bisschopszetel was naast de bedreiging door de Hunnen ook het gemor van de Tongenaren. Zij morden, dat deze bisschop het bestuur en de wetten van het land niet kende en het keizerlijk hof nooit bezocht. In die tijd week Servatius al uit naar het kleine Maastricht. In 384 was Servatius in Maastricht. Biddend voor het altaar hoorde hij een stem uit de hemel, die zei dat Tongeren en heel het gebied van Gallië door de Hunnen verwoest zou worden. Na dit bekend gemaakt te hebben, vroeg men hem naar Rome te trekken en daar op het graf van Petrus om voorspraak te bidden. In Rome aangekomen bad hij in de verschillende kerken en kreeg een visioen, waarbij hij het hemelse hof zag. Er werd hem gezegd, dat de Tongenaren omwillen van hun zonden, niet gespaard zouden worden. Wel zou de stad Maastricht gespaard blijven en daar zou hij zijn graf gereed moeten maken. Van Petrus kreeg hij een sleutel, waarmee hij voor iedereen de hemel zou kunnen openen of sluiten. Teruggekomen in Tongeren vertelde hij wat hem geopenbaard was. Hij verplaatste de relieken en kerkschatten van Tongeren naar Maastricht en is kort daarop, waarschijnlijk in 384, op 13 mei gestorven. Inderdaad is Tongeren door de Hunnen verwoest en Maastricht is gespaard gebleven.

Het graf van Sint Servaas is te bezoeken in Maastricht.

Cunera van Rhenen, stierf 454

Ook van haar leven is veel in legende-vorm overgeleverd. Cunera was prinses, dochter van koning Aurelius uit Schotland. De legende begint bij de Heilige Ursula, een prinses uit Normandië, die ten huwelijk was gevraagd door een ongelovige Saksische prins Aetherius. Ursula stemde toe op voorwaarde, dat hij zich tot Christus zou bekeren en zij tevoren een pelgrimstocht naar Rome zou mogen maken. Voor deze pelgrimstocht deed zij een oproep aan andere jonge vrouwen haar te vergezellen. Velen (wellicht zelfs 11.000) hebben daaraan beantwoord, waaronder Cunera. Zij zijn inderdaad bij de paus geweest en op de terugweg zag Ursula in een droom, dat zij haar aanstaande zou ontmoeten nabij Keulen. Ook deze prins kreeg deze droom. Echter, bij Keulen lagen de troepen van Attilla de Hun. Hij was onder de indruk en begeerde haar. Op haar weigering liet hij alle vergezellende vrouwen doden en vroeg haar ten huwelijk. Toen zij nog weigerde heeft hij ook Ursula gedood met een pijl door haar hals.

Cunera zou zijn ontsnapt door toedoen van een Frieze koning, die haar naar Nederland, naar Rhenen, naar zijn kasteel bracht. Hij voegde haar bij zijn paleispersoneel, waar zij zich door haar vriendelijkheid en zorg voor de armen geliefd maakte bij velen, maar de afgunst wekte van Aldegonde, de vrouw van koning Radboud. Toen de koning een keer op jacht was, wurgde Aldegonde Cunera met de halsdoek, die zij nog van haar moeder zou hebben gekregen. Ze werd begraven in een veestal. Door een wonder werd deze misdaad ontdekt.

De Utrechtse bisschop Willibrord liet Cunera drie eeuwen later bijzetten. Er kwam een grote bedevaart naar Rhenen op gang. De relieken zouden zich nu bevinden in Bedaf, Uden. De wurgdoek is in het Catharijne Convent in Utrecht te bezichtigen.

600-900

Algemeen

Ontstaan Islam: in 610 zou Mohammed de Koran van de engel Gabriel hebben gekregen. Sinds die tijd is de islam met veel oorlogen vanuit Mekka verspreid. Tegen 688 was Noord-Afrika overwonnen. Rond 711 staken zij de straat van Gibraltar over en begonnen de strijd in Spanje. In 735 werden de Arabieren verslagen in Tours, Frankrijk, door de Frankische koning Karel Martel. In Spanje bleven de islamieten heersen tot aan 1492. Zij overheersden de Visigoten, die in Spanje waren neergestreken. Voor 600 waren zij al Ariaans Christelijk, maar rond die tijd stapten zij over naar het katholieke trinitaire geloof.

Het rijk van de Franken groeide in deze tijd sterk en zij bevorderden overal de bekering van de volken tot het Christendom. In 745 zochten de Slovenen ten Oosten van de Alpen bescherming bij de Franken tegen aanvallen van andere volkeren. Zij doopten zich tot christenen. De Franken veroverden Duitsland en delen van Nederland. Zo kregen zij grote delen van het West-Romeinse rijk weer bijeen. Karel de Grote werd dan ook in 800 tot keizer gekroond door de paus. Doordat het rijk verdeeld werd onder zijn erfgenamen is het rijk daarna weer uit kleinere delen gaan bestaan. In dit rijk werd de macht over gebieden gegeven aan leenmannen. Nadat de uitbreiding van het gebied stopte, werd het moeilijk hen te belonen. Zo is het feodalisme ontstaan: de boeren werden gedwongen delen van de oogst af te staan aan hun leenman. In Europa heerste in die tijd armoede onder de gewone bevolking.

Aan het einde van deze periode begonnen de Vikingen vanuit het Noorden aan hun plundertochten. De gebieden in het Noorden waren te weinig vruchtbaar voor de groeiende bevolking en men zocht elders naar voedsel en andere handelswaar. Ze hadden snelle schepen, zodat hun zoektocht over zee ging. Engeland en Ierland en later ook Schotland kregen het zwaar. Rond 900 hadden zij al grote gedeelten van Engeland, Ierland, Schotland, IJsland, Nederland, België en Frankrijk onder hun bewind.  

Ontwikkeling van de Kerk:

In het begin van de zevende eeuw is er het pontificaat van paus Gregorius. Deze paus is de stichter van de kerkelijke staat. Naast geestelijk leider van de Kerk wordt de paus ook wereldlijk leider van de kerkelijke staat. Paus Gregorius begint met het vastleggen van de hiërarchie binnen de kerk. En in deze periode ontstaat de Gregoriaanse liturgie.

In de kloosters en onder de geestelijkheid zijn geleerden te vinden zoals bijvoorbeeld Isidorus van Sevilla, die een encyclopedie samenstelde. In de 9e eeuw wordt door Johannes Scotus een begin gemaakt met de scholastiek, die het nadenken over God wetenschappelijk benadert.

Het Noorden van Europa wordt gemissioneerd via Engeland: In 595 stuurde paus Gregorius naar de Angelsaksen een missie van 40 monniken met aan het hoofd de Benedictijner monnik Augustinus van Canterbury naar koning Aethelbert van Kent, die getrouwd was met Bertha, een dochter van de Frankische koning Charibert I, die al Christen was. Augustinus was prior geweest van de St. Andreas Abdij, die paus Gregorius in Rome had gesticht. De missie was succesvol. De koning liet zich dopen en liet het de monniken toe in zijn rijk te prediken. Ook gaf hij hun land om een klooster te bouwen, dat misschien het eerste Benedictijner klooster was buiten Italië. Met kerst 597 lieten duizenden mensen zich dopen. Meer missionarissen werden vanuit Italië gestuurd en het christendom kreeg voet aan de grond. Wel waren er twistpunten met de Keltische bisschoppen, die er in het westen van Brittannië al waren.

In de achtste eeuw werd de invloed van de kloosterscholen, die in het Frankische rijk werden opgebouwd steeds groter. De voertaal was Latijn. De scholieren en monniken kregen er onderwijs in bijbelstudie en de zeven vrije kunsten.

De huidige jaartelling werd in de achtste eeuw uitgerekend door een monnik met de naam Dionysius Exiguus en ze werd aangenomen. Isidorus van Sevilla is een geleerde geestelijke, die een encyclopedie samenstelt.

In de negende eeuw wordt er getwist in de Kerk over de leer van het Heilig Avondmaal, dat uiteindelijk zal leiden tot de leer van de transsubstantiatie.

De spanning tussen de Kerk in het Westen en het Oosten versterkt in de negende eeuw. De Kerk in het Oosten verwerpt het vasten op zaterdag en het priestercelibaat.

De situatie in Nederland:

De periode van 600 tot 900 is de periode, dat Nederland en met name de volken van de Friezen en de Saksen worden gekerstend. Voorheen waren er wel Iers-Schotse monniken geweest, die dit geprobeerd hadden, maar dit was steeds zonder veel succes gebleken, wellicht omdat de missie niet goed doordacht was en zonder steun van Rome en de christelijke machthebbers. Belangrijke geloofsverkondigers zijn afkomstig vanuit Engeland: de H. Willibrord met zijn gezellen, en – meer vanuit het huidige Duitsland – de H. Bonifatius, beide Angelsaksen. Zij vragen en krijgen hulp van de Franken en de pausen. Vanuit de abdij Rathmelsigi in Ierland, waar Angelsaksische monniken onder leiding van de Heilige Egbert hun opleiding genoten, begon de missie der Friezen. Na een eerste, niet gelukte poging van de monnik Wigbert uit deze abdij, begon In 690 de missie der Friezen onder leiding van de H. Willibrord. Na een eerste kort bezoek aan koning Radboud, die zijn aanbod hem te dopen afwees, reisde hij naar de Frankische koning Pepijn en tweemaal naar Rome om er hulp te verkrijgen. In 695 werd hij door paus Sergius I tot aartsbisschop der Friezen gewijd en verkreeg hij een oud fort in Utrecht om zijn bisschopszetel te vestigen. Pepijn had rond 690 strijd geleverd en Nederland tot aan Utrecht ingelijfd. De bisschop kreeg van Pepijn veel landgoederen toegewezen. Er konden kerken en kloosters gebouwd worden. Het eerste missiegebied bestond ongeveer uit Zuid-Nederland, België en Luxemburg. Zijn hoofdklooster stond in Echternach, Luxemburg. Van daaruit bereidde hij missietochten voor naar Frisia, maar ook Thüringen en Denemarken.

Na de dood van Pepijn in 714 veroverden de Friezen een groot deel van Midden-Nederland terug. Het kerkje in Utrecht werd verwoest. Willibrord moest zich terugtrekken naar het Zuiden. Een paar jaar later sloeg de nieuwe koning Karel Martel terug. Hij verslaat eerst de Saksen in 718 en in 719 de Friezen tot en met het huidige Zeeland, Holland en Utrecht, waardoor Willibrord opnieuw in dit gebied kon missioneren. De missie ging door middel van rondtrekken en prediken. Er zijn ook nu nog waterputten in Nederland, die door Willibrord gekerstend zijn. Willibrord stierf op hoge leeftijd na een vol missie-leven in Echternach.

In 719 voegt Bonifatius zich drie jaar lang bij Willibrord, om zich daarna naar Zuid-Duitsland te voegen. Bonifatius, die nu bekend is als de apostel van de Duitsers, heeft de Saksen gemissioneerd en er de Kerk met Rome verbonden. Hij heeft Nederland nog slechts aan het einde van zijn leven, toen hij via Duitsland naar Dokkum trok om de daar nog heidense Friezen te bekeren. In 754 is hij daar vermoord.

In 734 verslaat Karel Martel de Frieze koning Poppo, en dit is het einde van de onafhankelijkheid van de Friezen. De weg was vrij om gekerstend te worden. Deze periode van kerstening zou wel zo’n zes eeuwen in beslag nemen.

Heiligen uit onze streken van deze periode:

Oda 680 – 713

De Heilige Oda was een Ierse of Schotse koningsdochter. Zij was blind geboren en is na een bedevaart naar Luik, naar de Heilige Lambertus van Maastricht, genezen. Toen zij terug thuis kwam wilde haar vader haar graag uithuwelijken. Zij wilde echter een godgewijd leven leiden. Toen zij begreep, dat haar vader haar dit niet zou toestaan, is zij, samen met een dienares, gevlucht en heeft flinke omzwervingen gemaakt, onder andere naar Rome. Uiteindelijk liet God haar zien, dat ze zich in Brabant zou kunnen vestigen. Daar leefde zij een leven van gebed en vasten als kluizenares, geholpen door de plaatselijke bewoners, die voor haar een hutje bouwden. Na haar dood was er boven haar graf een helder licht te bespeuren en velen bezochten haar graf. Men bouwde later een stenen kerkje boven haar graf, in het huidige Sint Oedenrode. Daar zijn ook nog enkele relieken van haar zoals ‘de kam van Oda’.

Bisschoppen van Maastricht:

Monulphus en Gondulphus, 6e eeuw

Monulphus was de 12e, Gondulphus de 13e bisschop van Maastricht. Monulphus was geen priester, maar was voorzanger in de Sint Servaas kerk. Hij was de enige zoon van graaf Randas van Dinant. Omdat hij zeer vroom leefde, werd hij tot bisschop gekozen. In 556 liet hij een grote kerk bouwen boven het graf van Sint Servaas. Voor zijn relieken een mooie schrijn. Na de dood van zijn vader vielen de bezittingen van Dinant aan het bisdom Maastricht toe. Hij kocht de steden Mechelen en Jupille, alsmede de burcht van Chevremont. Eens kreeg hij een visioen, waarin hij een brandend kruis uit de hemel zag neerdalen en hoe in een bos een nieuwe bron ontsprong. Hij hoorde een stem zeggen, dat hij aan de rivier de Legia een heilige plaats zou vinden, die door God uitgekozen is tot heil van velen. Na de marteldood van een van de dienaren Gods zou daar een van de edelste steden verrijzen. Mondulfus liet op die plek een kapel bouwen, gewijd aan de H. Cosmas en Damianus. Later ontstond daar de stad Luik.  

Gondulphus was een ijverig geloofsverkondiger en liet overal in het bisdom nieuwe kerken bouwen. Nooit stelde hij uit tot morgen, wat vandaag gedaan kon worden. Eens bezocht hij de ruïnes van Tongeren en besloot de stad op te bouwen. God liet hem echter weten, dat dat niet Zijn bedoeling was. Nadat werklieden begonnen waren met hun werkzaamheden, verscheen een troep wolven, die hen voor de ogen van de bisschop verscheurden. De bisschop keerde terug naar Maastricht, maar stierf binnen enkele maanden.

Na hun dood hebben beide bisschoppen nog een keer van zich laten horen. Toen namelijk in 800 Karel Martel in Aken de domkerk wilde laten inwijden, wilde hij graag 365 bisschoppen aanwezig hebben. Toen er twee tekort kwamen, kwamen Monulfus en Gondulfus uit hun graf om bij de plechtigheid te zijn.

Bij de wijding van de kathedraal in 1039 werden de relieken van beide bisschoppen van Maastricht tot het altaar verheven.

Lambertus van Maastricht, 638 – 705

Lambertus was afkomstig uit een adellijke familie, afkomstig uit Maastricht. Hij kreeg zijn opleiding in het koninklijk paleis. De Frankische koning Childerik II bepaalde na de dood van zijn voorganger bisschop Theodoardus in 669 dat Lambertus bisschop zou worden. Lambertus kreeg nogal te maken met de politieke veranderingen van dat moment. Hij werd na de moord op Childerik II een tijdlang uit zijn functie gezet en leefde van 674 tot 681 in ballingschap in de abdij van Stavelot. Vanaf 681 kon hij weer terugkeren. Na de komst van Willibrord in 691 verkondigde hij het evangelie aan de heidenen in het huidige Brabant en de Kempen. Lambertus is vermoord en wordt als martelaar vereerd. Koning Pepijn van Herstal onderhield een overspelige relatie. Lambertus heeft hem daar herhaaldelijk op gewezen en deed hem tenslotte in de ban. Pepijn kwam vergiffenis vragen, maar zijn concubine huurde moordenaars in. In Nederland vindt men vele kerken met de naam Lambertus.

Hubertus van Maastricht, 655 – 727

De opvolger van Lambertus was Hubertus. Hij verplaatste de bisschopszetel en daarbij de relieken van Lambertus naar Luik. Hubertus diende aan het hof van Pepijn. Na de dood van zijn vrouw wijdde hij zijn leven aan God. Hij was ridder en graaf van Parijs en ook hij werd verbannen door de verrader Ebroïn. Hij trok eerst in bij Pepijn, maar verwijderde zich van hem als gevolg van diens levensstijl. Hij trok naar Maastricht om Lambertus te volgen en te helpen. Ook zijn zoon Floribertus zond hij in de leer van Lambertus. 13 jaar is hij bisschop in Maastricht geweest, daarna nog 30 jaar in Luik.

Geloofsverkondigers:

Wilfrid van York, 634-709

Geboren in een voorname Norhumbrische familie, verliet hij zijn land om te studeren in o.a. Gallië en Rome. In 660 keerde hij terug en werd er abt van het klooster Ripon, waar ook Willibrord gestudeerd heeft. Hij werd er priester en ook bisschop. Na verschillende opdelingen van zijn bisdom, vertrok Wilfrid naar Rome om er protest aan te tekenen. Hij besloot zijn reis via Frisia te gaan, aangezien ook hij problemen had met Ebroïn. Hij overwinterde in het jaar 678 aan het hof van de Friese koning Radboud. Hij werd er gastvrij onthaald en probeerde zijn gastheren te bekeren tot het christelijk geloof. In zijn levensbeschrijving wordt gezegd, dat hij vele Friese edelen bekeerde, maar dat dit slechts van korte duur is geweest.

Wigbert, stierf 690

De Heilige Wigbert was een Benedictijner monnik vanuit de abdij Rathmelsigi in Ierland. Hij had jarenlang een volmaakt leven als kluizenaar in Ierland geleefd. Op aandringen van abt Egbert verkondigde hij rond 684 twee jaar lang onder de Friezen. Vanwege de aanhoudende strijd tussen de Franken en de Friezen moest hij rond 686 weer terug. Hij was daar een van de leermeesters van Willibrord en zijn gezellen totdat hij in 690 stierf.

Willibrord, 658-739

De gezellen van Willibrord:

Adelbert, stierf ca 740: de legende wil dat hij een prins was, die afstand heeft gedaan van zijn troon. Zijn vader zou Edilbert geheten hebben en was koning van Sussex over een volk met de naam Dreïden. Hij was een goed vorst. Adelbert kreeg zijn opvoeding in de abdij Rathmelsigi en nam de oversteek samen met Willibrord. Zijn werkgebied werd Kennemerland, in het huidige Noord-Holland. Hij bouwt een kerkhut en zuivert het hele gebied van tekens van afgoderij. Hij weet de bevolking tot Christus te voeren. Na 15 jaar kan hij tevreden zijn. Hij keert voor vijf jaar terug naar Ierland. Wanneer hij een bevriende bekeerling vertelt over dit plan snijdt hij een appel in vieren en gooit de pitten in het vuur. Hij belooft terug te komen wanneer de pitten tot boompje zijn uitgegroeid. Enige tijd later verbrandt het huisje, maar op de plek van het haardvuur ontstaat een appelboompje. Na deze vijf jaar keert Adelbert inderdaad terug. Hij sterft in Egmond op hoge leeftijd. Bij zijn graf zijn veel wonderen gebeurd en is een klooster ontstaan: de Adelbertabdij. In de tiende eeuw verscheen de H. Adelbert aan een zuster Wilfsit. Hij vroeg haar zijn relieken te laten vereren. Graaf Dirk I liet op haar aandringen de botten opgraven. Hierbij ontstond een geneeskrachtige bron: De Adelbertusput.

Het klooster is in de reformatie verwoest, maar in de jaren vijftig van de vorige eeuw herbouwd. Ook nu wonen er Benedictijner monniken.  

Suitbertus, 614-713: Afkomstig uit een aanzienlijke familie. Toen Willibrord naar Rome was vertrokken, werd Suitbertus door zijn medemissionarissen uitgekozen om terug naar Engeland te gaan om zich tot bisschop te laten wijden. Zonder toestemming van Rome werd hij bisschop gewijd. Kort daarna vertrok hij weer naar het vaste land. Hij begon te prediken tussen de Lek en de Linge, maar toen Willibrord terugkeerde, voelde Pepijn meer voor Willibrord en Suitbert trok verder. Hij predikte in Duitsland, waar hij velen bekeerden. Toen het gebied echter door de Saksen werd overvallen, moest hij ook daar vertrekken en kreeg hij van Pepijn een eiland in de Rijn: Kaiserswerth. Daar stichtte hij een klooster en stierf enkele jaren later.

Engelmundus, stierf 739: Hij was van Friese afkomst en genoot zijn opleiding in Engeland. Hij preekte vooral in Kennemerland. Vanouds is het kerkje in Velzen aan hem gewijd, dat later in Protestantse handen is gekomen. Wellicht is hij later dan Willibrordus het kanaal overgestoken.

Ewald de Witte, Ewald de Zwarte, eind 7e eeuw: Zij waren broers, de een met licht, de ander met donker haar. Zij trokken gezamenlijk op naar Drenthe – Coevorden en Westfalen. Zij stierven de marteldood toen zij een aanvoerder van de Saksen probeerden te bereiken en de eucharistie vierden in de woning van zijn rentmeester. Hun lichamen werden in de Rijn gegooid en op wonderbare wijze gevonden door een bekeerde soldaat. Pepijn liet hun stoffelijke resten in Keulen bijzetten.

Werenfridus, stierf 760, begon zijn missie in Wervershoof, maar trok verder naar de Betuwe. Hij werd in Elst begraven.

Andere Engelse Geloofsverkondigers:

Lebuïnus, stierf 773:

Wulfram, stierf rond 720

Wiro, Plechelmus en Odger, 8e eeuw

Bonifatius, stierf 754

Jeroen, stierf in 856

Liudger, 742 – 809

Bisschoppen van Utrecht:

Gregorius, stierf 775

Albericus, stierf 784

Frederik, stierf 838

Hunger, stierf 866

Radboud, 850 – 917

Odulphus, 775-855

900-1200

Algemeen

De Vikingen mengden zich uiteindelijk met de lokale bevolking en lieten zich dopen. Rond het jaar 1000 zou hun koning Christen worden. Een beslissende slag in Engeland in het jaar 1066 bleek het einde van het Vikingse tijdperk.

Aarnout van Gent, graaf van Holland, 951-993

Ansfried van Utrecht, 940 – 1010

Bernold van Utrecht, stierf in 1054

Norbertus van Gennep, 1080 – 1134

Gerlach van Houthem, 1120-1166

Floris III, graaf van Holland, 1141-1190

Frederik van Hallum, 1125- 1175

Walfridus van Bedum, 11e/12e eeuw

1200 – 1500

Siardus van Hallum, stierf in 1230

Sura van Dordrecht, stierf in 1320

Eelko van Lidlum, stierf in 1322

Liduina van Schiedam, 1380 – 1433

Geertrui van Oosten, 1320 – 1358

Geert Groote, 1340 – 1384

Thomas á Kempis (duits), 1380 – 1471

1345 Mirakel van Amsterdam

1380 Heilig Bloedwonder te Boxtel

1500 – 1800

Petrus Canisius, 1525 – 1597

Martelaren van Gorcum, stierven in 1572

Martelaren van Roermond, stierven in 1572

Martelaren van Alkmaar, stierven in 1572

Zuster Maria Margaretha der Engelen, 1605 – 1658

Zuster Agnes Maria Huyn, 1614 – 1641

Paus Adrianus VIe, paus van 1522-1523

1800 – nu

Eustachius van Lieshout, 1890 – 1943

Karel Houben, 1821 – 1893

Peerke Donders, 1809 – 1887

Titus Brandsma, 1881 – 1942

Marie Adolphine, 1866 – 1900

Edith Stein, 1891 – 1942

Anna Maria Tauscher, 1855 – 1938

Arnold Janssen, 1837 – 1909

Hendrina Stenmanns, 1852-1903

Jan Roothaan, 1785 – 1853

Alfons Ariëns, 1860-1928

Werenfried van Straaten, 1913-2003

Frans Schraven, 1873 – 1937

Dora Visser, 1819 – 1876